Vogeltje
Er was eens een kleurrijk vogeltje. Het zat hier op de schutting, wipte wat heen en weer, en op en neer, vloog weg en kwam weer terug. Meestal na een minuutje al. Ik raakte gewend aan dat vrolijke, bont gekleurde vogeltje in mijn tuin. Op een dag kwam het vogeltje binnen door het openstaande keukenraam. Het zat op mijn tafel, at uit mijn hand en floot voor mij korte schalkse wijsjes. Ik bood het mijn vinger als zitplek en het nam mijn arm. Ik legde mijn hand op mijn schouder en het wipte op mijn schouder. Een hele dag liep ik rond met het vrolijke vogeltje zingend naast mijn oor. Puur geluk. Tegen valavond spreidde het de vleugeltjes en fladderde naar de vensterbank. Het zong nog één opgewekt liedje, en dan vloog het weg. Ik wachtte tot het terug zou komen. Toen het niet terugkwam ging ik het zoeken in de richting waarin het verdwenen was, maar ik keerde snel terug omdat het ondertussen misschien thuis op mij zat te wachten. Wekenlang liet ik het raam open. Vergeefs. Het kleurrijke vogeltje bleef definitief weg. Sedertdien laat ik me alleen nog in met grijze duiven. Daar kan je tenminste op rekenen.