Nachtwandeling
Met gesloten ogen kom ik naar beneden. De trap heeft geen leuning, er is alleen een muur aan de rechterkant. Links zit een donker gat, want het is nacht en het licht is uit. Ik verbeeld me dat ik zevenentachtig ben en blind. Ik ben alleen. Dat is geen inbeelding. Niemand zal me vinden, als ik val. Ik raak de muur niet aan, want mijn slaapdronken zevenentachtigjarige ik is niet meer helemaal zeker of hij links staat of rechts. Een misstap zou fataal zijn. Maar ik ben niet bang. Ik vraag me wel af hoe het zou gaan, als het fout zou gaan. Hoeveel minuten kan je overleven met een stel gebroken nekwervels? Hoelang moet pijn duren vooraleer het als pijn mag aangerekend worden? Kan je in pakweg vijf seconden de film van je leven herbekijken? Dat baart me zorgen. Ik wil de hele voorstelling zien en er zal weinig tijd zijn. Beneden aangekomen zoek ik de schakelaar. Op de tast. De trap baadt nu in het licht. Ik leef. Als ik morgennacht wakker word, doe ik het weer. Zeker weten. Ik doe het licht terug uit. In het donker ga ik naar boven. Maar daar vind ik niets aan.