Groene vingers
Eenmaal terug uit Amsterdam ging ik in een appartementje wonen in het centrum van Gent. Het appartementje was van de Vlaamse variant op het type doorzonwoning. Maar bij de bouw had men ervoor gekozen een kamerbrede radiator te plaatsen voor het kamerbrede venster aan de zonnekant. Het raam werd daardoor in de hoogte gehalveerd. Het balkon van de bovenburen wierp zijn schaduw op de andere helft. De huisbaas zei dat je de radiator gemakkelijk kon verbergen door de gordijnen dicht te trekken. Ik probeerde het. Het resultaat was dat je heel warme gordijnen kreeg en een bloedheet venster. Terwijl de woonkamer ijskoud bleef. Om te voorkomen dat iedereen zomaar naar binnen kon kijken, kocht ik zeven sanseveria’s. En een kamerbrede plank, die ik op de kamerbrede radiator legde. Ik stelde me voor dat het een vensterbank leek. Een vensterbank met zeven verwarmde sanseveria’s. Die ik elk uur water gaf. Opdat ze niet van droogte zouden omkomen. Binnen de week waren alle sanseveria’s dood en vervangen door nieuwe. Maandenlang bleef ik nietsvermoedend mijn sanseveria’s verdrinken. Voor het eerst voelde ik iets als verantwoordelijkheid. Mijn vader zei dat ik geen groene vingers had. Ik beschouwde het eerder als een samenzwering van sanseveria’s.