De aftocht
Algemeen wordt aangenomen dat angst en groepsdruk de productiviteit in landschapsburelen tot ongekende hoogten drijft. Niets is minder waar! Toen ik in zo’n landscape terechtkwam, verliep de aanpassing in no-time. Blind vertrouwend op hun bijzonder optimistisch ingeschatte kennis der menselijke psychologie, zag geen enkele hoger geplaatste wat er in werkelijkheid gebeurde. In de veilige cocon van zelf gecreëerde bubbels, ondoordringbaarder dan een bunker, voerden we enkel uit wat we zelf wilden: geen reet. Hoewel deze werkwijze duurzaam bleek en promoties opleverde, bestond ze louter op voorwaarde van volstrekte discretie. Daarom werd bij de koffieautomaat tegen elkaar op geluld over grote verwezenlijkingen waarvan we allen wisten dat geen van ons ze verwezenlijken zou. Dit gebluf was de enige basis waarop we beoordeeld werden. Alles verliep voortreffelijk, tot die dag toen ik in slaap viel. Of beter gezegd: toen ik aan mijn bureau gezeten, uit een diepe slaap werd geschud door het onmiskenbare deuntje van mijn iPhone. Hoewel er geen enkele reden was tot paniek, graaide mijn rechterhand bliksemsnel naar het rinkelende ding en maaide in halfslaap-toestand een toetsenbord, een perforator, een beker koude koffie en een stervende iPhone weg. Tegelijkertijd werd ik verraden door nog twee andere onbetrouwbare lichaamsdelen, zijnde enerzijds mijn linkerhand en anderzijds dat ding tussen mijn benen dat mij al menig nachtelijk hoogtepunt had moeten schenken, maar dat er de voorkeur aan geeft me met zijn potentieel te confronteren op momenten dat niemand er iets aan heeft: bij het ontwaken. Om een lang verhaal kort te maken: terwijl mijn hoofd nog volop sluimerde en mijn rechterhand de attributen van mijn bureau op de vloer kletterde, richtte het ding zich ongegeneerd op en werd daarbij reflexmatig krabbelend aangemoedigd door mijn vermaledijde linker. In die compromitterende positie zag ik plots mezelf door de ogen van de collega’s, die evenwel geen krimp gaven omdat ze veilig achter hun verschansing bleven. Dat was een meevallertje. Maar ik besefte dat het een volgende keer wellicht schandelijker zou aflopen. Met schaamrode wangen doch volkomen onopgemerkt stond ik recht, prevelde iets waaruit moest blijken dat ik me wat ziekjes voelde, en blies definitief de aftocht.
Comments