Soms denk ik aan haar
Soms denk ik aan haar. Ik ken enkele kale mannen die ik al kende toen ze nog jongens waren die niet geloofden dat ze kaal konden worden. Bij enkelen is de haardos een natuurlijke dood gestorven. Anderen namen de vlucht vooruit. Toen hun kruin dunner werd, schoren ze alles af. Ze maakten zichzelf wijs dat dat stoer was. Daarnaast heb je nog de zogenaamde dwarsliggers. Daar hoor ikzelf ook toe. Als zogenaamde dwarsligger begon ik pas na mijn vijftigste mijn haar lang te dragen, omdat ik dat nooit gedaan heb toen ik er de leeftijd voor had. Daarvan zou ik achteraf mijn ouders de schuld kunnen geven, en misschien moet ik dat maar gewoon doen ook. Let wel, mijn ouders hebben me nooit verboden er langharig bij te lopen, integendeel: het kon ze geen fluit schelen. Onverschilligheid is geen muur, het is mist die maar niet wil optrekken, en waartegen je je niet kan afzetten. Eind jaren zeventig was ik een prille tiener. De flowerpower raakte stilaan uitgebloeid. Er verschenen hanenkammen in het straatbeeld. Ik miste twee treinen tegelijk. Een paar jaar later werd ik voor het eerst verliefd, op een roodharig meisje met krullen. Soms denk ik aan haar.
Foto: Marino Punk - ©Dirk Annemans
Comments