Spelletje
Mijn broer Antoine had op zijn achttiende wereldberoemd kunnen zijn en op zijn dertigste stinkend rijk. Hij was een begenadigd voetballer, tot hij aan de drank ging. Toen hij zestien was, stopte hij met voetballen omdat hij hele dagen wilde zuipen. Eerst was hij nog de lokale held, daarna kreeg hij minstens evenveel erkenning als dorpsidioot. Antoine werd altijd door iedereen gezien, of het nu was omwille van zijn prestaties op het veld of om zijn afwijkend gedrag. Ik had geen talent en ik dronk niet. Ik had niet eens dyslexie. Of smetvrees. Of een derdegraads brandwonde. Nochtans verlangde ik daarnaar. Naar iets. Een kenmerk. Een dingetje waar al bij al behoorlijk mee te leven valt, maar waar de mensen geregeld een keer bezorgd naar informeren. Iets waaraan je identiteit kan ontlenen. Waar ze over kunnen roddelen desnoods. Ik was niemand. Een blinde vlek. Pas de laatste tijd ben ik me ervan bewust geworden dat als Antoine talent had als voetballer, dat ik die aanleg zeker ook zal gehad hebben. Op mijn dertigste had ik verdorie zelf rijk en beroemd moeten zijn. De sterspeler in mij is helaas nooit tot ontluiken gekomen. Ik vond voetbal altijd maar een stom spelletje.
Image by jcomp on Freepik
Comments